Toezicht in de zorg versterkt en aansprakelijkheid bestuur en toezichthouders in de zorg uitgebreid

Voornamelijk vanwege incidenten rondom bestuur en toezicht bij stichtingen in de semipublieke sector (woningcorporaties, onderwijsinstellingen en zorg) treden er dit jaar een aantal regelingen in werking die het interne toezicht in de zorg versterken. In de eerste plaats treedt de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen (Wbtr) op 1 juli 2021 in werking. Daarnaast hebben IGJ (Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd) en de NZa (Nederlands Zorgautoriteit) gezamenlijk een nieuw toezichtkader voor Goed Bestuur gepubliceerd en wordt ook de Governancecode Zorg 2017 op onderdelen aangescherpt.

De Wbtr beoogt de wettelijke regels voor bestuur en toezicht voor rechtspersonen te uniformeren en voornamelijk voor stichtingen, verenigingen en coöperaties regels verder aan te scherpen. De vier hoofdthema’s van de nieuwe wet zijn:

1) regels omtrent de wijze van instellen en de taak van de Raden van Commissarissen (Raad van Toezicht) en monistisch besturen;

2) regels omtrent tegenstrijdig belang en zich moeten onttrekken aan besluitvorming voor bestuurders en commissarissen;

3) meer beoordelingsvrijheid van de rechter om een bestuurder of commissaris van een stichting te ontslaan indien het openbaar ministerie of een andere belanghebbenden daarom verzoeken;

4) regels omtrent aansprakelijkheid van bestuurders en commissarissen in het geval van onbehoorlijke taakuitoefening.

Het aansprakelijkheidsregime wordt uitgebreid naar alle typen rechtspersonen. Voor de vereniging, de coöperatie, de onderlinge waarborgmaatschappij en de stichting wordt een regeling geïntroduceerd voor de aansprakelijkheid van bestuurders en commissarissen in geval van faillissement wegens onbehoorlijke taakvervulling. Met deze regeling wordt voor niet-commerciële verenigingen en stichtingen aangesloten bij de regeling voor bestuurders van een NV, BV, formele en commerciële vereniging en commerciële stichting in faillissement. Deze regeling komt er kort gezegd op neer dat de curator een bestuurder aansprakelijk kan stellen voor het tekort in het faillissement als sprake is van onbehoorlijke taakvervulling en het aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Verder wordt voor bestuurders en commissarissen van semipublieke instellingen die in sectorspecifieke regelgeving aan een variant jaarrekeningenplicht zijn onderworpen (zoals zorginstellingen) een (weerlegbaar) bewijsvermoeden geïntroduceerd, als kort gezegd hun boekhouding niet op orde is. Het bewijsvermoeden houdt in dat wanneer niet aan de jaarrekeningplicht of boekhoudplicht is voldaan, er sprake is van een onbehoorlijke taakvervulling en aannemelijk is dat deze onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement.

Kort samengevat staat in de nieuwe wet een extra wettelijke grondslag voor de persoonlijke aansprakelijkheid van bestuurders en commissarissen van onder meer verenigingen en stichtingen, indien het bestuur of de RvC zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld en aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak van het faillissement is. De bewijsvermoedens bij faillissement gelden overigens niet voor onbezoldigde bestuurders en toezichthouders van niet-commerciële en stichtingen en informele verenigingen, maar dat houdt niet in dat bestuurders en commissarissen niet aansprakelijk gesteld kunnen worden bij faillissement. De bewijslast ligt dan bij de curator.

Medezeggenschap in de zorg 2020, de Wmcz 2018 en de ontbinding van een cliëntenraad

Medezeggenschap voor de cliënten/patiënten van een zorginstelling is geregeld in de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (Wmcz). De voornaamste rechten van de raad zijn, 1) het recht van instemming bij bestuursbesluiten die directe gevolgen hebben voor cliënten, 2) het recht op overleg en advisering en informatie, 3) het recht van enquête bij wanbeleid (via de Ondernemingskamer) en 4) het recht om een bestuurslid voor te dragen als lid van de Raad van Toezicht. Een cliëntenraad is verplicht voor een zorginstelling met meer dan 10 personeelsleden en voor eerstelijnszorginstelling -zonder 24 uurszorg- bij 25 personeelsleden. Vanaf 1 juli 2020 zijn de rechten van cliënten uitgebreid en treedt de Wmcz 2018 in werking. De zorginstellingen hebben 6 maanden de tijd om de medezeggenschapsregelingen aan te passen aan deze wet. De wetgever heeft getracht met de Wmcz 2018 met een aantal bepalingen de representativiteit van de cliëntenraad meer te borgen door de verantwoordelijkheid voor de representativiteit neer te leggen bij zowel de instelling als de cliëntenraad.

Onder de (oude) Wmcz deed de rechtbank Gelderland op 12 december 2019 (ECLI NL: RBGEL2019:6114) een interessante uitspraak die op 13 juli 2020 door mr. X.R. Ras in GZR Gezondheidsrecht Updates van commentaar is voorzien. Centraal in deze zaak stond een (nieuw) geschil tussen zorginstelling Pro Persona en de cliëntenraad van de locatie Arnhem. De Raad van Bestuur had de cliëntenraad locatie Arnhem van zijn taken ontheven met als reden dat hij niet meer voldeed aan het criterium van artikel 2 lid 2 Wmcz waarin representativiteit centraal staat. Een Raad van Bestuur heeft de mogelijkheid om in te grijpen wanneer deze constateert dat de zittende cliëntenraad onvoldoende representatief is of onvoldoende in staat wordt geacht het gemeenschappelijk belang te behartigen maar volgens Kantonrechter kon Pro Persona niet zomaar ingrijpen maar diende daarbij de samenwerkingsovereenkomst in acht te nemen.
Artikel 13 van de Wmcz 2018 bepaalt onder welke voorwaarden een instelling een cliëntenraad kan ontbinden. De enige grond voor ontbinden is het structureel tekortschieten van de cliëntenraad in de behartiging van de belangen van cliënten. Ook schrijft artikel 13 Wmcz 2018 een duidelijke procedure voor die door de instelling moet worden gevolgd bij ontbinding. Onder de Wmcz 2018 zijn de samenwerkingsovereenkomst en het instellingsbesluit samengevoegd in de medezeggenschapsregeling. Deze regelt de wijze waarop de medezeggenschap is ingericht en bevat afspraken over de wijze waarop een cliëntenraad wordt betrokken bij de voorbereiding van bepaalde besluiten, de verdeling van taken en bevoegdheden van cliëntenraden. Verplichtingen die de Wmcz 2018 de instelling oplegt zijn faciliterend van aard. Zoals mr. X. Ras aangeeft formaliseert de Wmcz 2018 de verbinding tussen de cliëntenraad en de achterban door onder andere in artikel 5 lid 2 en lid 3 Wmcz 2018 te bepalen dat de cliëntenraad regelmatig de wensen en meningen van de betrokken cliënt en hun vertegenwoordigers dient te inventariseren en de betrokken cliënten en hun vertegenwoordigers over de werkzaamheden en resultaten van de cliëntenraad dient te informeren. De wetgever heeft getracht met de Wmcz 2018 met een aantal bepalingen de representativiteit van de cliëntenraad meer te borgen door de verantwoordelijkheid voor de representativiteit neer te leggen bij zowel de instelling als de cliëntenraad.

De prijs van aanbesteding, gemeenten, zorgaanbieders en de uitvoering van Jeugdhulp

Het Gerechtshof Den Haag heeft op 7 juli 2020 (ECLI NL: GDHA2020:1120) bepaald dat de H10-gemeenten (gemeenten regio Haaglanden) geen reële kostendekkende tarieven voor jeugdhulp hanteerden. Gemeenten moeten een reële kostprijs vaststellen voor de in te kopen jeugdhulp zoals die dient te worden verleend door de groep van aanbieders van de desbetreffende vorm van jeugdhulp om aan de vraag in de regio’s te kunnen voldoen. Dit valt onder artikel 2.12 Jeugdwet waarin bepaald wordt dat er een goede verhouding tussen prijs en kwaliteit van jeugdhulp moet zijn.

Gezondheidsrecht, tuchtrecht: aantoonbaar ernstig verwijtbaar handelen huisarts

Klaagster maakt huisarts verwijt dat hij haar niet serieus heeft genomen en dat er sprake was van een slechte overdracht aan de waarnemend huisarts. Klaagster had tijdens haar vakantie in Zuid-Afrika in het ziekenhuis gelegen en had ernstige hoofdpijnklachten. Na thuiskomst ging ze direct naar de huisarts. Vervolgens ging de huisarts twee weken later op vakantie en kwam zij terecht bij een collega. Uiteindelijk bleek zij een hersentumor te hebben.
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (het RTG) heeft vastgesteld dat door de zeer summiere verslaglegging in het dossier het afleggen van verantwoording door de huisarts van het gevoerde beleid ernstig bemoeilijkt werd. Door het ontbreken van een goede verslaglegging was er ook voor zijn waarnemend collega slechts beperkte informatie beschikbaar en kon niet precies worden vastgesteld wat er precies was uitgevraagd en onderzocht. Er was geen sprake geweest van een goede uitgebreide anamnese die volgens de standaard noodzakelijk was. De huisarts heeft geen toereikende informatie verschaft waaruit een adequate zorgverlening, een juiste behandeling en oplettend handelen valt af te leiden. De huisarts heeft aantoonbaar tuchtrechtelijk ernstig verwijtbaar gehandeld. Bij het opleggen van de maatregel wordt rekening gehouden met het tuchtrechtelijk verleden van de huisarts. In het verleden had hij al een berisping gehad met betrekking tot vergelijkbaar handelen. Bovendien had verweerder weinig blijk gegeven van zelfinzicht en had hij zich weinig invoelend opgesteld tegen klaagster. Aan de huisarts werd dan ook een gedeeltelijk onvoorwaardelijke en een gedeeltelijk voorwaardelijke schorsing opgelegd van drie maanden met een proeftijd van twee jaar.

Privacy, AVG, Veiligheid: na Safe Harboursyseem ook Privacy Shield door rechter ongeldig verklaard bij doorgifte van persoonsgegevens naar de VS

Op 16 juli 2020 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie bepaald in de zaak Schrems II dat het Privacy Shield onvoldoende waarborgen biedt tegen de verregaande bevoegdheden van de Amerikaanse Inlichtingendiensten.
Op grond van de AVG (die op Europese regelgeving is gebaseerd) mag een organisatie alleen persoonsgegevens doorgeven aan een partij die gevestigd is een land buiten de EU in de volgende gevallen:

de aanwezigheid van een adequaatheidsbesluit
gebruik van standaardbepalingen Europese Commissie
er bindende bedrijfsvoorschriften zijn opgesteld
bij één van de afwijkingen in artikel 49 AVG.

Het Hof bepaalde dat er geen persoonsgegevens vanuit Europa via Facebook (gevestigd in de Verenigde Staten) mogen worden doorgegeven ook al was Facebook aangesloten bij het Privacy Shield. Dit is in strijd met de privacy waar personen op basis van de AVG recht op hebben. Grote Amerikaanse partijen zijn vaak aangesloten bij het Privacy Shield (tech bedrijven, cookie leveranciers of social media bedrijven). Lang werd aangenomen dat wanneer een Amerikaanse onderneming voldeed aan het Privacy Shield een adequaat beschermingsniveau wordt geboden voor de verwerking en opslag van Europese persoonsgegevens. Het Hof oordeelde anders en verklaarde het adequaatheidsbesluit over het Privacy Shield ongeldig, hierbij wijzende op de verregaande bevoegdheden om in deze data te kunnen kijken en deze onderwerpen aan massa surveillance van de Amerikaanse autoriteiten in hun strijd tegen misdaad. Hiermee is het overigens niet onmogelijk geworden om gegevens door te geven aan organisaties in de VS maar zal er per geval beoordeeld moeten worden op welke grondslag die specifieke doorgifte gebaseerd kan worden. Het sluiten van de modelclausules (SCC) is niet zonder meer voldoende.


Alimentatie en corona

De corona crisis dreigt en grote invloed te krijgen op de financiële ruimte die alimentatieplichtigen hebben om aan de verplichtingen te blijven voldoen. Wat u hieraan kunt doen hangt af van de wijze waarop de verplichting tot stand is gekomen namelijk:

  1. Is de alimentatie bepaald door de rechter in een beschikking? Bijvoorbeeld op grond van tussen ex-partners gemaakte afspraken en zijn deze vastgelegd in een overeenkomst, zoals het ouderschapsplan of het convenant.

of

  1. Is er geen rechter aan te pas gekomen en heeft u samen afspraken gemaakt over de alimentatie?

In beide situaties kan de alimentatie niet zomaar gewijzigd worden. Er ligt immers een rechterlijke uitspraak of er zijn onderlinge afspraken gemaakt. Eenzijdig aanpassen is niet mogelijk. Het is dus van belang dat uw ex-partner zo snel mogelijk op de hoogte gebracht wordt van de financiële situatie en u in overleg gaat.

Stel dat overleg niet lukt dan kunt u met ons contact opnemen over de mogelijkheden die u heeft en bespreken welke oplossingen het beste bij u en uw situatie passen.

Kinderen en (erf)recht

Legitiem portie.

Kinderen of ze nu minderjarig of volwassen zijn, hebben een speciale positie in het erfrecht. Het maakt niet uit hoe goed of slecht de relatie tussen ouders en kind is. Als kind blijf je altijd recht houden op een gedeelte van de erfenis, de zogeheten legitieme portie. Ben je als kind dus “onterfd”dan sta je nooit met lege handen.

Wilsrechten.

Naast de legitieme portie hebben kinderen ook zogenaamde “wilsrechten”. Het belang van deze wilsrechten komt tot uiting indien de erflater een langstlevende echtgenoot of geregistreerd partner achterlaat. Zolang de langstlevende echtgenoot of partner niet hertrouwt of een nieuw partnerschap registreert zullen de kinderen er gerust op kunnen zijn dat wat hetgeen deze nalaat, aan hen als erfgenamen zal toekomen.

Dit kan echter veranderen wanneer de langstlevende echtgenoot of partner een opvolgend huwelijk aangaat of opnieuw een partnerschap laat registreren. Bij het overlijden van de ouder zullen de goederen behorende tot de nalatenschap ingevolge de wettelijke verdeling kunnen toebehoren aan de stiefouder of -partner.

Om dit te voorkomen heeft de wet om die reden ten behoeve van de kinderen vier wilsrechten aan de wettelijke verdeling toegevoegd. Deze wilsrechten kunnen uitgeoefend worden in vier verschillende situaties:

  1. de langstlevende ouder doet aangeven van zijn voornemen opnieuw in het huwelijk te treden;
  2. de hertrouwde langstlevende ouder overlijdt en een vordering in de nalatenschap van de eerst gestorven ouder wordt opeisbaar;
  3. de ouder overlijdt en het kind krijgt een niet opeisbare vordering op zijn stiefouder;
  4. de stiefouder overlijdt en de vordering in de nalatenschap van de ouder wordt opeisbaar.

Let wel: bij uiterste wilsbeschikking (testament) kunnen deze wilsrechten uitgebreid beperkt of opgeheven worden.

Wilt u weten welke rechten voor u gelden neem dan contact op met ons kantoor.

 

Huur bedrijfsruimte tijdens de Corona crisis

Bedrijven die van overheidswege de zaak moeten sluiten hebben geen inkomsten maar kosten waaronder huurkosten. Kunnen zij aanspraak maken op huurprijsvermindering nu het gehuurde niet meer meer het genot kan verschaffen dat zij hadden mogen verwachten? Of komt het risico voor de rekening van de huurder? Indien er gebruik is gemaakt van een standaard ROZ overeenkomst zal dit genotsgebrek niet snel voor rekening van de verhuurder komen. Uiteindelijk zal veel zal afhangen van exacte bewoordingen in de huurovereenkomst. Ten aanzien van het niet nakomen van een eventuele exploitatieplicht zal de huurder zich zeer waarschijnlijk met succes kunnen beroepen op overmacht.

Maatregelen i.v.m. de Corona crisis

Ondanks de Corona situatie werken wij zo goed als mogelijk is voor U door. Wij werken volgens de RIVM richtlijnen het geen onder andere betekent dat de advocaten zo veel mogelijk thuis werken en besprekingen meestal telefonisch of per beeldscherm worden gehouden. U kunt ons via het telefoonnummer en mailadres van kantoor bereiken waarna Uw eigen advocaat contact met U op neemt. Het kan soms iets langer duren voordat U een reactie krijgt.

Zondag met Lubach: sociaal advocaten

4 maart 2020

Afgelopen zondag gaf Arjen Lubach op loepzuivere wijze de problematiek rondom de sociale advocatuur weer.